Brusselse jeugdwerkers in tijden van Corona - Flexibeler dan ooit en met de blik op de toekomst.

Sinds 13 maart zijn de jeugdwerkingen van D’BROEJ fysiek gesloten omwille van de corona veiligheidsmaatregelen. Maar onze jeugdwerkers zaten geen seconde stil. Ze gingen net als iedereen vooral online aan de slag en hielden ook telefonisch contact met kinderen, jongeren en, indien nodig, hun ouders.

Deze week start het land langzaam terug op. Voor sommige jongeren is er perspectief om terug naar school te gaan. Twee maanden na de start van de lockdown, maken we een bilan op voor het jeugdwerk van D’BROEJ.

De aanpassing
Onze jeugdwerkers pasten zich in spoedtempo aan om op andere manieren toch in contact te blijven met de Brusselse kinderen en jongeren die voordien zo goed als dagelijks over de vloer kwamen in hun jeugdhuis. En dat was niet altijd even gemakkelijk.

Jeugdwerker Helena: “Het probleem is een beetje dat jongeren allemaal anders omgaan met heel het Covid gebeuren. Sommigen laten luid en duidelijk horen dat het niet gaat en zoeken contact. Anderen sluiten zich af en trekken terug in hun cocon.”

“De manier waarop ik contact hou, hangt ook af van jongere tot jongere. Sommigen houden het graag luchtig via snapchat en sturen zo grappige foto’s of filmpjes. Anderen werken liever via WhatsApp en nog anderen willen graag dat we ze gewoon eventjes bellen voor een babbel.”

“Om met de kinderen contact te houden, is het veel moeilijker. De kinderen hebben vaak nog geen eigen gsm waardoor alles via de ouders loopt. Af en toe stuur ik een SMS-je om te horen hoe het gaat met hen, maar dat contact loopt moeizaam.”

Ook voor jeugdwerker Sanaa is het inzetten op verschillende communicatiekanalen. En de vaste planning van activiteiten en contacturen valt natuurlijk weg. ”Niet iedereen kan op hetzelfde uur meedoen met de vaste video-instuif bijvoorbeeld. Die bellen we dan op andere momenten. Het contact gaat ook langs twee kanten: soms nemen ze zelf contact op, soms ikzelf.”

“Blijf in uw kot” vs verboden buiten te komen
Het constante binnen zitten en gebrek aan sociaal contact weegt bij iedereen door. “Het is niet altijd een cadeau om met heel het gezin thuis te zitten op een appartement. En al zeker niet als je dus niet naar buiten kan,” zegt Helena. “Ouders verbieden hen vaak om buiten te komen voor ontspanning. Ze willen dat hun kinderen binnen blijven zoveel als kan. Ze hebben veel angst voor hun kinderen en ze geven die stress door.” Bepaalde wijken zijn heel dicht bevolkt. Van zodra er nog maar een klein deel van de buurtbewoners even buiten komt om een luchtje te scheppen, een sigaretje te roken,… staan de smalle stoepen eigenlijk vol. De jongeren voelen ook dat de politie heel dicht op deze wijken zit. Heel veel controles en contacten die niet altijd even respectvol verlopen. Sanaa merkt op “de meesten zitten 24u op 24 binnen.”

Schoolstress
Sanaa: “Ook het schoolwerk zorgt voor extra stress bij de kinderen, jongeren en ouders. Vele gezinnen hebben nog steeds geen computer in huis. Of geen stabiele en voldoende krachtige internetverbinding. En veel van onze kinderen hadden het voordien vaak al moeilijk om te volgen. Vele kwamen bij ons hun huiswerk maken in een stille ruimte of voor huiswerkondersteuning, die nu dus ook weg valt. Andere jongeren reageren tegenovergesteld, ze hebben het losgelaten. Hebben geen ritme of structuur meer in hun dag.”
Daarenboven nemen het Franstalig onderwijs en het Nederlandstalig onderwijs andere beslissingen. De jeugdwerkers stellen vast dat dit zorgt voor nog meer onduidelijkheid en de vragen hierover lopen vlotjes binnen.

Het grootste gemis
Jeugdwelzijnswerk kreeg de erkenning van essentieel beroep. Een belangrijke erkenning, we voelen echt de nood om weer snel in direct contact te kunnen staan met ons doelpubliek, om te weten hoe het écht gaat, om er te kunnen zijn waar nodig. “Projecten annuleren, inzamelacties, op reis gaan samen… Het feit dat dat allemaal geannuleerd wordt, is super jammer”, zegt Sanaa, “Maar het gemis aan het échte contact met de doelgroep is het grootst. “Omdat je elkaar niet ziet, is het moeilijker om in te schatten hoe iemand zich voelt.” Helena beaamt dat gevoel van machteloosheid die veel jeugdwerkers nu hebben: “Normaal zie je ze wekelijks en blijft je op de hoogte over het reilen en zeilen van hun leven. Nu is het moeilijk gissen. Sommigen zullen openlijk aangeven dat het moeilijk is, anderen zullen doen alsof alles goed gaat terwijl dat misschien niet zo is.”

“Want ondanks alle inspanningen, zijn er ook heel wat gezinnen, waar er nu amper tot geen contact meer mee is. Gezinnen die het al heel moeilijk hadden. Wanneer het contact wat vermindert zoals in deze periode, zijn we die delicate vertrouwensband ook wat kwijt en horen we niets meer. “

Vooruitzicht creëren
Tegelijk zijn we optimistisch. De realiteit is nu ook veel zichtbaarder. Je kan een aantal zaken niet meer wegmoffelen. We hopen dan ook dat er vanuit het beleid niet gekozen wordt voor het pad ‘zo snel mogelijk terug naar hoe het was’, maar dat het pad vooruit wordt gekozen, naar een nieuwe realiteit. We zien in elk geval al positieve signalen. Zo zijn de waarden die wij onze jongeren steeds proberen mee te geven, nu plots maatschappelijk veel breder gedragen. De jongeren zetten deze waarden nu ook breed om in de praktijk: doen boodschappen, helpen massaal mee met solidariteitsacties om voedsel te bedelen. De nood aan publieke ruimte, beweegruimte voor kinderen en jongeren in de stad is ook wat pertinenter zichtbaar.

Het is ook heel duidelijk aan het worden dat deze zomer een veel groter deel van de Brusselaars gewoon ‘thuis’ zullen zijn. Met de publieke ruimte die nu voorhanden is zal dat niet lukken. Dit is ongezond en laat de kans op spanningen stijgen.

Maar verslagenheid staat niet in ons woordenboek.